WILHELMINASLUIS  

 ANDEL

16 augustus 1942  Munnikenland bij Brakel  Stirling

In de nacht van 15 op 16 augustus 1942 maakt om 06.58 uur een 4-motorige bommenwerper, van het type Stirling, een noodlanding in de buurt van Brakel. De oorzaak hiervan was een motorstoring. Het is een Stirling Mk.1, behorende tot het 7e Squadron van de RAF. Bij de landing loopt het het toestel o.a. schade aan de neus op. De bemanning probeert, zonder succes overigens, het toestel te vernietigen. 

In de nacht van 15 op 16 augustus 1942, om 01.25 uur en bij slecht zicht (andere bronnen hebben het over 02.25 uur), stijgen acht Lancasters en één Stirling, de N3705/MG-F, (andere bronnen noemen 6 Stirlings) op vanaf de Britse vliegbasis Oakington voor het leggen van mijnen bij de Waddeneilanden. Zeven Lancasters slagen erin 38 mijnen af te werpen in het doelgebied. 

De Stirling raakt behoorlijk uit de koers en bovendien is het intussen licht geworden. Het laatste radiocontact met het vliegtuig is om 04.58 uur, waarbij de radiotelegrafist meldt dat hij boven bewoond gebied vliegt en om een nieuwe koers vraagt. Daarna wordt niets meer van hem vernomen. Het toestel wordt aanvankelijk als vermist opgegeven, maar later komt men aan de weet dat de Stirling een geslaagde noodlanding heeft gemaakt bij Slot Loevestein in de gemeente Brakel

De complete bemanning, bestaande uit:

 

           Sgt. S.C. Orrel l                       Piloot                                                  

            Sgt. A. Buckley                        Navigator

            Sgt. F. Thompson                  Boordwerktuigkundige

            Sgt. C.A. Bowers                     Telegrafist

            Sgt. J.A.B. Bond                       Boordschutter voorste koepel

            Sgt. A.R. Holman                    Boordschutter rugkoepel

            Sgt. T.R. Cough                       Staartschutter

wordt krijgsgevangen gemaakt en via Gorinchem naar het Duitse krijgsgevangenenkamp voor vliegend geallieerd personeel Stalag VIII-B gebracht.                                                                                                                                               

De heer Jan Venderbos uit Woudrichem vertelt kort voor zijn overlijden in 2000 dat hij een tijdje na de landing met een vriend bij het vliegtuig is geweest. Hij heeft een stuk van een parachute en geel poeder meegenomen. De parachutestof heeft nog lang dienst gedaan als hoes voor zijn hengels.

Al vrij snel worden vanaf de Luftwaffevliegbasis Gilze-Rijen allerlei manschappen naar de Stirling gebracht. Het toestel wordt zorgvuldig geïnspecteerd en blijkt weinig schade te hebben opgelopen. De enige schade, voor zover foto’s tonen, is twee gebroken cockpitramen en glasschade aan de neuskoepel.

Aangezien de Duitsers nog niet eerder een vrij gave bommenwerper van dit type buit hebben kunnen maken zijn zij in dit toestel dus uitermate geïnteresseerd. Er wordt besloten het toestel vliegklaar te maken en over te vliegen naar Gilze-Rijen. Om het toestel te laten opstijgen moet eerst de grond over voldoende lengte geëgaliseerd worden. 

Nadat eerst een stuk griend is gekapt en er onder meer met behulp van gevorderde burgerwerkkrachten, paard en wagens een noodstartbaan is gemaakt, vliegt een Duitse piloot na twee weken het vliegtuig naar de vliegbasis Gilze-Rijen. 

Schilders hebben intussen balkenkruizen en hakenkruizen op het toestel geschilderd. Behoudens het serienummer worden alle RAF-identiteits kenmerken verwijderd. Tijdens de werkzaamheden is de Stirling steeds goed afgedekt met camouflage netten.

Het overvliegen van Loevestein naar Gilze-Rijen op 5 september 1942 wordt gefilmd en gefotografeerd vanuit een Klemm Kl 35 verbindingsvliegtuig. Op de basis Gilze-Rijen is op dat moment Kampfgeschwader I/KG 2 “Holzhammer” met Ju 88’s en Do 217’s gestationeerd. Het is niet bekend of de Stirling wordt overgevlogen door enkele vliegers van KG 2 of dat hiervoor een bemanning van de Erprobungsstelle (E-Stelle) in Rechlin is ingevlogen.

Na aankomst op Gilze-Rijen wordt de neus van de bommenwerper ingepakt met stro en afgedekt met zeildoek en daaromheen wordt een tuig gespannen. Na enkele proefvluchten wordt het toestel op vrijdag 18 september 1942, geëscorteerd door een tweemotorige bommenwerper van het type Dornier 217, naar Duitsland overgevlogen, waarbij het onderweg nog door eigen troepen wordt beschoten, naar de testbasis Rechlin waar het uitvoerig wordt beproefd. Ook heeft het als demonstratie/tentoonstellingsvliegtuig dienst gedaan. (Jachtvliegers konden in de lucht uittesten hoe het toestel het best aan te vallen was). 

Tijdens een van de proefvluchten moet de Stirling een noodlanding maken op Rechlin. Het toestel raakt daarbij dusdanig beschadigd dat het moet worden afgeschreven. Daarna is het nog gebruikt als doelwit voor 50 mm geschut van de Messerschmitt Me 410.

 Stirling MK-1

De Stirling is de eerste viermotorige zware RAF bommenwerper, die in WW II dienst gaat doen. In juni 1936 selecteert het Ministerie van Luchtvaart het ontwerp van Short voor ontwikkeling. Eén van de specificatieclausules is een spanwijdte van minder dan 100 voet, zodat het toestel in een normale RAF hangar past. Dit samen met de voorziening voor het vervoeren van een groot aantal kleine bommen, in plaats van een paar grote, zorgt voor veel van de eigenschappen van het ontwerp, die de prestaties en eventuele bruikbaarheid bepalen. 

Het prototype vliegt in mei 1939. Een jaar later komt de eerste Stirling I van de band en al spoedig beginnen de weinige beschikbare Stirlings de Wellingtons van het 7 th Squadron te vervangen. Op 10 februari 1941 voeren Stirlings hun eerste missie uit, een nachtelijke aanval op olieopslagplaatsen bij Rotterdam.

In gevechten blijken de Stirlings in staat zeer grote schade op te lopen en toch naar hun basis terug te kunnen keren. Ze worden voor bombardementen gebruikt tot september 1944 maar intussen worden ze ook gebruikt voor het afwerpen van mijnen , het droppen van voorraden, voor transport en het slepen van zweefvliegtuigen. In november 1945 wordt de productie gestopt, er  zijn dan 2375 toestellen gebouwd.

Stalag VIII-B

Stalag VIII B is opgezet 1939, gebruik makend van constructies uit WW1. Oorspronkelijk dienst het als een opvangkamp, maar later krijgt het een permanente bestemming voor veel krijgsgevangenen. 

Door organisatorische aanpassingen in het begin van 1943 wordt de naam  Stalag VIII B – eerst alleen voor dit kamp gebruikt (ook bekend als “Britenlager”) uitgebreid naar andere stalags: 318/VIII F Lamsdorf en VIII D Teschen (Cieszyn). Zo ontstond een van de grootste Duitse krijgsgevangenkampen. Na een nieuwe reorganisatie wordt het kamp weer onderdeel van het  Łambinowice complex en is vanaf dat moment bekend als  Stalag 344 Lamsdorf, waarbij de bestemming Stalag VIII B wordt uitgebreid over het kamp van  Teschen.

De eerste krijgsgevangenen zijn Poolse soldaten, gevangen genomen in de Septembercampagne van 1939. Naarmate Duitsland meer landen binnenvalt komen ook andere nationaliteiten zoals Belgen, Fransen, Britten, Joegoslaven, Grieken, Amerikanen, Canadezen en Italianen naar het kamp. Waarschijnlijk hebben zo’n 100.000 krijgsgevangenen langer of korter in het kamp gezeten. 

 Het 7 th Squadron is op verschillende v liegvelden geplaatst. Uit het overzicht hieronder blijkt dat het squadron in 1942 vanaf Oakington Airfield opereert.

Group

Sq.

Base

County

Arrived

Comments

6

7

Doncaster

Yorkshire

03/09/39

  Anson I, 03/39. Hampden I, 04/39.

6

7

Finningley

Yorkshire

15/09/39

 

6

7

Upper Heyford

Oxfordshire

23/09/39

  Became No.16OTU, 08/04/40.

6

7

Finningley

Yorkshire

30/04/40

  Reformed. Disbanded 20/5/40

3

7

Leeming

Yorkshire

01/08/40

  Reformed. Stirling I, 08/40.

3

7

Oakington

Cambridgeshire

29/10/40

  To 8 Group, 15/08/42.

8

7

Oakington

Cambridgeshire

15/08/42

  Ex-3 Group. Stirling III, 03/43. Lancaster I, 05/43. 

  Lancaster III, 05/43. To 3 Group, 24/07/45.

3

7

Mepal

Cambridgeshire

24/07/45

  Ex-8 Group.


 
Oakington Airfield

Oakington will always be the spiritual home of 7 Squadron yet the Squadron was based there only from October 1940 to July 1945 but being unique in Bomber Command having been based at the same station throughout its World War II operational career. 

Construction of Oakington began in the summer of 1939 - the site, some 5 miles north west of Cambridge, having been selected for an expansion scheme airfield. 

Operational use started in July 1940 when it was used for 218 Squadron (2 Group), which had recently returned from France, with the first offensive operation in August 1940.

In September 1940 Oakington became part of 3 Group when it was chosen as the base for the first Stirling squadron - 7 Squadron.

218 Squadron left Oakington in November 1940 so that 7 Squadron could have more space. Then in November 1940 Spitfires of the recently formed 3 Photo Reconnaissance Unit arrived - however because of the poor surface during the winter months the Spitfires frequently used Alconbury.

Oakington's grass surface was also the cause of problems for the heavy Stirlings during the winter of 1940/1941 - there were a number of landing and take-off accidents because of the strain put on its undercarriages.

Oakington was first used by 7 Squadron for an offensive mission in February 1941 to attack Rotterdam docks.

But because of the service Oakington was frequently unserviceable with the result that the Stirlings had to fly to Wyton to bomb-up for operations.

In the spring of 1941 runway construction began - the main runway 05-23 and 1700 yards long was completed first with 01-19 (1300 yards) and 10-28 (1400 yards) completed over the next twelve months. 05-23 was subsequently lengthened to 2000 yards and 01-19 to 1530 yards. Subsequent building work included realigning the perimeter track and expanding the domestic accommodation to allow for nearly 2000 personnel.

The Pathfinder Force, which 7 Squadron had joined in August 1942, became No. 8 Group in the January of 1943. Its policy was to have two Squadrons per airfield. At Oakington 7 Squadron, which was being re-equipped with Lancasters to replace the Stirling, was joined by 627 Squadron formed with the Mosquito. The latter Squadron moved to No. 5 Group in April 1944 being replaced by the newly formed 571 Squadron.

With the end of the conflict 7 Squadron moved to Mepal, 571 to Warboys with Oakington now becoming part of Transport Command. During the summer of 1945 it was the base for 86 and 206 Squadrons flying ex-Coastal Command Liberators for long-range troop transport to the Far East.

After these Squadrons were disbanded in April 1946 a series of other transport squadrons occupied Oakington. It was then taken over by Training Command towards the end of 1950. Eventually the Army took the station over as a barracks. The final regiment to occupy the camp was the Royal Anglian Regiment which moved out in 1999.


                terug naar Oorlog in de Regio